Straattheater is een theatervorm die letterlijk op straat wordt uitgevoerd voor publiek. Straattheater is meestal gratis. Soms vormen betaalde professionele artiesten een onderdeel van een festival, maar het kan ook gaan om eenlingen die ergens op straat optreden en hun inkomsten krijgen van de toeschouwers die ‘een munt in de hoed gooien’.
Ook qua techniek, geluid, kostuums en rekwisieten kan het verschillen van heel eenvoudig tot heel professioneel.
Straattheater is altijd een kwalitatief hoogstandje. De acteurs moeten met hun voorstelling het publiek binnen korte tijd ‘pakken’ anders loopt het publiek weer verder.
Iedereen kan zich straattheaterartiest noemen. Daar ligt meteen het gevaar van deze kunstvorm: de drempel is erg laag. Iedereen die op een plein gaat staan en bij wijze van spreken een gekke bek trekt, mag zich artiest noemen.
Als je succesvol wil zijn, moet je een miraculeus charisma hebben. Ben je even te saai of spreek je het publiek niet aan, dan ben je het publiek kwijt.
Het gevoel van vrijheid geldt niet alleen voor de kunstenaar die alles mag. Ook de toeschouwer ervaart dit en wordt door straattheater verrast. Iedereen kan zelf bepalen of het aanspreekt en of je wil blijven kijken of dat je doorloopt.
Straattheater is een vak. Straatartiesten hebben een opleiding gedaan, zoals een drama- of dansopleiding of hebben een circus- of acrobatiekschool gedaan. Verder komen ook veel kunstenaars uit het binnentheater, zoals stand-up comedians.
1637
De allereerste rondzwervende artiesten vertoonden hun kunsten op straat op plaatsen waar veel mensen samenkwamen, zoals markten en kermissen. Tot 1637 waren er geen theaterzalen om in op te treden. In de vroege middeleeuwen trokken zangers door de streken en droegen avonturen voor over helden en prinsessen.
De populariteit van de rondtrekkende artiesten wisselde sterk. In goede tijden waren ze graag geziene gasten. Maar tijdens pestepidemieën werden ze door het volk gezien als de verpersoonlijking van het kwaad.
17e eeuw
In de loop van 17e eeuw gingen rondtrekkende gezelschappen steeds meer binnen spelen in kerken, kaatsbanen of paardenstallen die tijdelijk geschikt werden gemaakt voor een voorstelling. Rond 1650 gebruikte men tenten.
Aan het eind van de 17e eeuw werd straatvermaak verboden. De overheid was bang voor ongeregeldheden door toespelingen op de politieke actualiteit. Halverwege de achttiende eeuw werd zelfs de kermis op veel plaatsen verboden.
1960
Pas rond 1960 kwam het straattheater de straat weer op om opnieuw een wezenlijk onderdeel van de samenleving te worden.